Het noodlot slaat toe als mevrouw Eyken 47 jaar oud is. Tijdens een autorit krijgt ze een kortdurende epileptische aanval. Nog geen week later is ze wederom slachtoffer van een dergelijke aanval en moet ze opgenomen worden in het ziekenhuis. Ze herkent haar familie niet meer en spreekt wartaal. Haar gedrag wordt onvoorspelbaar en impulsief. Haar normale leven verandert ineens in een leven in ziekenhuizen, verpleeghuizen en GGZ-instellingen. De diagnose die uiteindelijk wordt gesteld is, dat mevrouw lijdt aan een dementieel syndroom.
Ze woont al tien jaar op haar huidige verblijfsplek en begeleiders doen er alles aan om het haar zo goed mogelijk naar de zin te maken. Maar daar is moed voor nodig. Mevrouw Eyken kan onverwachts zeer agressief zijn en uit nood grijpt men steeds vaker naar vrijheidsbeperkende middelen. De overtuiging groeit dat ze zelfs niet meer zonder deze maatregelen kan. Teveel vrijheid zou haar gevoel van veiligheid aantasten.
Uiteindelijk is er sprake van een ernstig en langdurig gedepriveerde leefomgeving. Buiten de zorgmomenten is er nauwelijks contact met andere mensen en mevrouw Eyken komt haar kamer eigenlijk niet meer uit.
Betrokkenen vinden dit geen acceptabele situatie en op advies van de Inspectie en met hulp van CCE wordt er geprobeerd om deze te verbeteren. CCE coördinator Paul Knippers ziet dat het probleem veel groter is dan alleen het gedrag van mevrouw Eyken. Ook de zorgorganisatie wordt onder de loep genomen.