Maarten is vijf jaar als hij wordt aangereden door een auto en in coma raakt. Als hij na twee maanden ontwaakt uit zijn coma wordt duidelijk welke desastreuze invloed dit op hem heeft gehad. De kracht in zijn armen en benen is verminderd en hij heeft visus-, spraak- en cognitieve problemen. Maarten revalideert twee jaar en gaat dan weer thuis wonen. De zorg vraagt veel zijn ouders, die nog drie kinderen hebben.
Maarten verhuist op zijn elfde jaar naar een huis voor kinderen met een verstandelijke beperking. Het gaat een tijd goed. Hij vindt het leuk om zelfstandig dingen te doen en geniet van de aandacht die hij krijgt. Toch neemt het probleemgedrag toe.
Hij maakt spullen kapot door ermee te gooien of door ze kapot te scheuren. Hij krabt zichzelf, schreeuwt, scheldt en verzet zich tegen begeleiders. Behandeling, waaronder medicatie, roept vragen op. Maartens zelfstandigheid komt in het geding en zijn ouders en het team vragen zich af of de kwaliteit van zijn leven nog wel voldoende is.
Leonie Stokkentre werkte als orthopedagoog voor De Twentse Zorgcentra en raakte betrokken bij Maarten. Samen met zijn ouders en het team staat ze voor lastige afwegingen. Er moet een balans gevonden worden tussen begrenzing door het team en de zelfstandigheid van Maarten. Daarnaast blijkt de beleving van alle betrokkenen een belangrijke rol te spelen.