Leopold is een 33-jarige man met een lichte verstandelijke beperking en een autisme spectrum stoornis. Hij is achterdochtig en agressief. Hij reageert zijn agressie niet alleen af op anderen, maar ook op materialen en op zichzelf. Hij maakt alles stuk wat maar in zijn handen komt en verwondt zich door zichzelf te snijden of voor rijdende voertuigen te springen.
Als hij op zijn 32ste voor een bus springt, raakt hij met zijn hoofd de buitenspiegel en komt daarna met zijn hoofd op het trottoir terecht. In het ziekenhuis wordt een hersenkneuzing vastgesteld.Als hij weer terug in de instelling is waar hij woont, lukt het niet meer om de begeleiding goed op te pakken.
Leopold wordt opgenomen binnen een crisis- en behandelafdeling. Begeleiders doen hun best maar voelen zich steeds onveiliger door het gedrag dat Leopold vertoont. Ze durven niet alleen zijn kamer in en als ze met hem willen wandelen, gaan drie begeleiders mee. Ze wantrouwen Leopold en Leopold wantrouwt hen. Dit heeft tot gevolg dat Leopold eigenlijk geen daginvulling meer heeft en altijd alleen op zijn kamer is. De enige contactmomenten die er met begeleiders zijn, zijn functioneel.
Voormalig CCE-coördinator Gerrie van Laar raakt betrokken bij Leopold. Het wordt haar duidelijk dat de situatie waarin hij is opgegroeid een basis heeft gelegd voor zijn achterdocht en wantrouwen. Het verminderen van het wantrouwen van zowel Leopold als begeleiders zou iedereen verder helpen. Maar hoe pak je dat aan?