Tijdens een bijeenkomst zijn de resultaten van het onderzoek naar de aanpak bij zelfverwonding gepresenteerd. Met dit onderzoek is geïnventariseerd hoe de door CCE ontwikkelde 'good practice' in de praktijk werkt en waar verbeteringen mogelijk zijn. Doel van de werkwijze is bijdragen aan het handelingsperspectief van zorgprofessionals en de kwaliteit van bestaan van de betrokken persoon. Hoewel de werkwijze als intensief en langdurend wordt ervaren, blijkt uit het onderzoek vooral de meerwaarde van de good practice. De inzichten uit het onderzoek gebruikt CCE om de werkwijze bij de aanpak van zelfverwonding verder te verbeteren.
Impact van zelfverwonding
Ernstig en aanhoudend zelfverwondend gedrag komt relatief vaak voor bij mensen met een matige of ernstige verstandelijke beperking. Het is een lastig te beïnvloeden vorm van probleemgedrag die tot een uitzichtloze situatie kan leiden. Het zelfverwondende gedrag is dan allesbepalend voor het leven van de betrokken persoon en de mensen in diens omgeving. Voor betrokkenen is het moeilijk om te zien hoe iemand zichzelf pijn doet en voor de persoon zelf kan het een extreem pijnlijke ervaring zijn met grote gevolgen. In consultaties ziet CCE hoe ingrijpend zelfverwonding is voor alle betrokkenen. Dat was aanleiding om een good practice te ontwikkelen voor de aanpak bij zelfverwondend gedrag.
Good practice bij zelfverwonding
Na jarenlang praktijkervaring te hebben opgedaan in consultaties, bundelde CCE kennis en kunde tot een good practice die is beschreven in het boek ‘Zelfverwonding’ (Henderikse, 2017). Om na te gaan hoe deze methodische en interdisciplinaire aanpak in de consultatiepraktijk werkt is kleinschalig en kwalitatief onderzoek gedaan. Onderzocht is welke factoren van invloed zijn op de toepassing van de good practice bij mensen met aanhoudende zelfverwonding. Doel van het onderzoek is om te leren van de eigen praktijk en nieuwe inzichten te verwerken in de aanpak bij zelfverwonding.
Onderzoeksresultaten
Uit het onderzoek blijkt dat alle betrokkenen het uitvoeren van de good practice als waardevol ervaren, hoewel de werkwijze intensief en langdurend is. Als meerwaarde zien zij het inschakelen van externe deskundigen, het meekijken van buiten en het inbrengen van extra expertise in een interdisciplinair team. Volgens respondenten is het doel vooral het verbeteren van de kwaliteit van bestaan van de cliënt en de kwaliteit van de zorg. Belangrijk onderdeel daarvan is de ondersteuning van het begeleidend team.
Het proces met lange looptijd en soms lastige planning zien respondenten als aandachtspunt bij de toepassing van de good practice. Voorafgaand aan de werkwijze kan informatie via de website en folders betrokkenen nog meer inzicht geven in de intensiteit van het traject.
Bij het verder ontwikkelen van de good practice is ook aandacht nodig voor de vertaling van interventies naar de praktijk. Hoe zorg je ervoor dat deze bruikbaar zijn voor begeleiders op de werkvloer.
Uit het onderzoek blijkt ook dat het betrekken van familie essentieel is. Dit dient bij elk onderdeel van de werkwijze aan de orde te komen, aangepast aan de mogelijkheden van de betrokken familie. De inzichten uit het onderzoek gebruikt CCE bij het verder ontwikkelen van de good practice.
Uitvoering van onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van CCE en gefinancierd door ZonMw. Onderzoeker Yvette Dijkxhoorn van het Leids Universitair Behandel- en Expertise Centrum (LUBEC) ging in gesprek met behandelaren, familie van cliënten en CCE-consulenten. Naast het evalueren van een aantal CCE-consultaties waarbij de aanpak is toegepast, zijn diepte-interviews gehouden met betrokkenen. De resultaten zijn besproken en geanalyseerd in focusgroepen met zorgprofessionals en consulenten. Met de bevindingen uit het onderzoek wordt de aanpak verder geoptimaliseerd zodat deze effectief bijdraagt aan het handelingsperspectief van professionals en meer kwaliteit van bestaan voor betrokken cliënten.
Meer weten over het onderzoek? Neem contact op met Sara van der Weerd, projectleider expertisemanagement bij CCE.